Beschrijving
Was de rol van de Oude Roomsch Katholieke Aalmoezenierskamer (ORKA) in 1974 uitgespeeld toen het Oude Mannen- en Vrouwenhuis door nieuwe wetgeving werd gedwongen te sluiten en er zich geen wezen meer aandienden? Driehonderd jaar lang hadden de regenten van de ORKA (oud-)katholieke armen behoed voor honger, ziekte, kou en dakloosheid, maar ‘de katholieke arme’ leek uitgestorven. De maatschappij was ook drastisch veranderd. Na de aanvankelijk economisch bloeiperiode na de Tweede Wereldoorlog, begon de overheid zich in de laatste decennia van de vorige eeuw terug te trekken. Tegelijkertijd ontstond er een nieuw type armen, die niet alleen kampten met geldgebrek. Het verschil tussen een kansrijk en een kansarm leven werd nu ook bepaald door kennis, sociale netwerken, computervaardigheden en het vermogen om toegang te krijgen tot overheidsvoorzieningen.
Van aalmoes naar kansengelijkheid toont hoe de ORKA in de afgelopen vijftig jaar de weg vond naar deze nieuwe armen, na tal van transities. Van regentesk naar dienend. Van gesloten naar communicatief. Van afwachtend naar proactief. Van intern gericht naar maatschappelijk betrokken. Van solist naar partner. Zo ontstond er een moderne aalmoezenierskamer die nog altijd oud-katholieke doelen steunt, maar belang hecht aan het steunen van Utrechters die het ontbreekt aan regie om hun leven te verbeteren en het gevoel hebben er alleen voor te staan.