Beschrijving
De vraag wie er zorgde voor de openbare verlichting is van alle tijden. In de Middeleeuwen behielp men zich met fakkels, pektonnen en kaarsen. Maar duister bleef het.
De olielamp bleek een grote vooruitgang, toen Jan van der Heijden die ontwikkelde tot een bruikbare straatlantaarn. Vanaf dat moment ging de gemeente zich met de openbare verlichting in de stad Utrecht bemoeien.
Later stapte men over op gasverlichting en aan het begin van de twintigste eeuw voorgoed op elektrisch licht.
Het beleid van de gemeente hecht sinds de Tweede Wereldoorlog veel waarde aan de esthetiek van de openbare verlichting in de binnenstad. De Pyke Koch-lantaarn langs de grachten is daar een goed voorbeeld.